(1) Cornelius, naam van een der uitgebreidste en
belangrijkste romeinse patricische gentes. Tot de
gens Cornelia, die tijdens de republiek met de gentes
Aemilia,
Claudia, Fabia en
Valeria de hoogste
adelstand vormde, behoorden o.a. de families der
Cossi, Scipiones,
Lentuli, Cethegi,
Dolabellae
en Sullae (tot ca. 250 vC Rufini geheten). Een plebejische
tak der gens bestond uit de Cornelii
Balbi en alle Cornelii die door
toedoen van Sulla
of later het romeinse burgerrecht verkregen, o.a. de
Galli
en de Nepotes. Van de Cinnae en de
Sisennae is het dubieus of ze tot de patricische of de
plebejische tak behoorden.
Ongeveer een kwart zowel van de principes senatus
als van de pontifices maximi van de republiek kwam
uit de gens Cornelia voort.
Lit. F. Münzer, Römische Adelsparteien und Adelsfamilien
(Stuttgart 1920).
(2) Cornelius Severus, romeinse epische dichter uit de tijd
van keizer Augustus, vriend van
Ovidius, die aan
hem zijn Epistula ex Ponto 4,2 richtte. Van Cornelius'
werk - o.a. een Bellum Siculum - zijn slechts
dertien fragmenten bewaard, waaronder bij
Seneca
maior (Suasoriae 6,26) een passage van 25 hexameters
over Cicero's dood. Deze bevestigen
Quintilianus'
oordeel dat C. een beter verzenmaker dan
dichter was.
Lit. F. Skutsch (PRE 4, 1509v).
(3) Cornelius Labeo trachtte in de 3e eeuw nC door een
rationalistische interpretatie der heidense goden de
oude romeinse godsdienst nieuw leven in te blazen.
Zijn werken zijn verloren gegaan, maar hebben veel
godsdiensthistorisch materiaal geleverd aan Macrobius
en aan christelijke auteurs als Amobius en
Augustinus.