Balbus romeins cognomen, waaronder drie belangrijke magistraten uit de 1e eeuw vC.
(1) Marcus Atius Balbus
uit Aricia, praetor ca. 60 vC en
niet lang daarna gestorven. Hij was gehuwd met
Caesars zuster
Julia; hun oudste dochter Atia
trouwde met Gaius Octavius en was de moeder van
keizer Augustus.
(2) Lucius Cornelius Balbus (maior), geboren uit rijke ouders te Gades in Spanje, ontving in 72 vC van Pompeius als beloning voor zijn grote verdiensten in de oorlog tegen Sertorius het romeinse burgerrecht.
In 61 door Caesar
tot praefectus fabrum
benoemd, behoorde hij sindsdien tot diens intiemste
medewerkers; hij speelde een belangrijke rol bij de
totstandkoming van het eerste driemanschap. In 56
werd hij aangeklaagd wegens wederrechtelijke toeeigening
van het burgerrecht, maar Cicero, bijgestaan
door Pompeius en Crassus, wist hem vrij te
pleiten met een redevoering die we nog bezitten
(Pro Balbo). Van 48 tot 45 trad B., samen met
Gaius Oppius, als Caesars vertegenwoordiger en
gevolmachtigde te Rome op. Nadat hij in 44 de
zijde.van Octavianus had gekozen, bekleedde hij in
40 - als eerste provinciaal - het consulaat. B., die
ca. 60 vC geadopteerd was door
Pompeius' vertrouweling
Theophanes van Mytilene en een groot
vermogen bezat, was ook met Cicero en
Varro bevriend
en bewoog Hirtius tot het schrijven van
een achtste boek bij Caesars De bello Gallico.
Lit. Jullien, De Lucio Cornelio Balbo maiore (Paris 1886).
F. Münzer (PRE 4, 1260-1268).
(3) Lucius Cornelius Balbus
(minor), neef van vorige, evenals
deze geboortig uit Gades
en sinds 72 vC romeins
burger. In 49 vC sloot hij zich bij
Caesar
aan, voor wie hij belangrijke diplomatieke missies
vervulde. In 44-43 was hij in Hispania ulterior
quaestor van de proconsul Gaius Asinius
Pollio. Vervolgens koos B. de zijde van
Octavianus,
die hem de rang van consul verleende. Na zijn proconsulaat
van de provincie Africa (21-20) hield hij
een triomftocht - als eerste provinciaal - wegens
zijn overwinning op de Garamantes. Te Gades legde
hij een nieuwe havenwijk aan, in Rome bouwde hij
een stenen theater (13 vC).
Lit. E. Groag (PRE 4, 1268-1271).
[Nuchelmans]