Valerius


munt
Zilveren denarius van de gens Valeria
uit ca. 108 vC.
Links: Victoria met een ster onder haar kin
Rechts: Mars draagt een trofee met tekst:
L.VALERI/FLACCI
Valerius, naam van een oude, vanaf de koningstijd zeer vooraanstaande en verdienstelijke romeinse patricische gens. De gens Valeria, een van de z.g. gentes maiores, omvatte oorspronkelijk twee families, de Poplicolae en de Maximi. In de 3e eeuw vC werd het cognomen Poplicola vervangen door de cognomina Flaccus en Laevinus, het cognomen Maximus door Messal(l)a.

(1) Valerius Poplicola, figuur uit de oudromeinse geschiedenis van verdachte historiciteit. Publius Valerius Poplicola zou volgens de overlevering samen met Iunius Brutus het koningschap ten val gebracht hebben en viermaal (509, 508, 507, 504) consul geweest zijn. Bekend is zijn strijd tegen Porsenna, koning van Clusium, wiens poging tot herstel van de Tarquinii hij verijdelde, Ook zou hij de Sabijnen, Veii en Tarquinia verslagen hebben. Aan Valerius wordt voorts een verhoging van het aantal senatoren, de instelling van de quaestuur en een aantal voor het volk gunstige wetten als de lex Valeria de provocatione (provocatio) toegeschreven. Dit 'populum colere' zou ten grondslag liggen aan zijn naam. Waarschijnlijk is hier sprake van een aetiologische legende; Valerius' historie berust vooral op mededelingen van Valerius (11) Antias, die van hem zou afstammen en de bron is van Plutarchus' biografie. Valerius zou in 503 gestorven zijn en een staatsbegrafenis op de Velia gekregen hebben.


Lit. Plutarchus, Leven van Poplicola. Livius 1, 58v; 2, 5-8. - H. Volkmann (PRE 8A, 180-188).


(2) Valerius Potitus, romeinse consul en wetgever. Lucius Valerius Potitus zou samen met Marcus Horatius Barbatus na de val van de decemviri in 449 vC consul geweest zijn. De overlevering is over de gebeurtenissen niet eensluidend. Livius schrijft aan deze beide patricische consuls de leges Valeriae Horatiae toe, die de strijd tussen patriciers en plebejers moesten beslechten. Zij betekenden de feitelijke erkenning van de door de plebejers getroffen maatregelen en hun verdere rechtsbescherming. De wetten hielden in een verscherping van het beroepsrecht (provocatio) bij de keuze van magistraten, een uitbreiding van de onschendbaarheid van plebejische magistraten en verklaarden de plebiscita bindend voor het hele volk. Spreekt Livius in dit verband van formele leges, volgens Diodorus zijn het bepalingen van een plechtig bezworen vredesverdrag tussen de partijen. Hierbij zou het aantal volkstribunen tot tien zijn uitgebreid; met het hoogste gezag bekleed moesten zij in de stad over de burgerlijke vrijheid waken. Hun functie werd met nieuwe rechten uitgerust, terwijl de ononderbroken voortzetting van het ambt door strenge strafbepalingen werd verzekerd. Een van de beide consuls zou bovendien plebejer moeten zijn; deze bepaling is echter zeker van latere datum. Dat bepalingen als deze aan bovengenoemde consuls werden toegeschreven, vindt wel zijn verklaring in de wens van annalisten om fundamentele elementen van de romeinse wetgeving in verband te brengen met het begin van de republiek of met het herstel van het consulaat. Bovendien betekende de val van de decemviri een mijlpaal op de weg naar gelijkberechtiging van de plebejers. Ook na 445 zou Valerius de rol van bemiddelaar tussen volk en senaat op zich genomen hebben. Bovendien versloeg hij de Aequi en de Volsci.


Lit. Livius 3. Diodorus Siculus 12, 26. - H. Volkmann (PRE 8A, 188v). - K. von Fritz, The Theory of the Mixed Constitution in Antiquity. A. Critical Analysis of Polybius' Political Ideas (New York 1954).


(3) Marcus Valerius Corvus, een oudromeinse held, wordt in de romeinse overlevering geschetst als een eenvoudige boer, die zesmaal consul, tweemaal dictator (342, 301 vC) en interrex (332, 320 vC) werd en in totaal 23 maal een curulisch ambt bekleedde. Als krijgstribuun streed hij in een gevecht van man tegen man tegen een reusachtige Galliër (349 vC). Zijn overwinning en bijnaam dankte hij aan de hulp van een raaf, die met zijn vleugels in de ogen van zijn tegenstander flapperde. Als 23-jarige bekleedde Valerius het jaar daarop voor het eerst het consulaat. Als consul overwon hij in 346 de Volsci, in 343 de Samnieten bij de berg Gaurus en bij Suessula, in 335 de inwoners van Cales, in 300 de Aequi en in 299 de Etruriërs. Tijdens zijn eerste dictatuur dempte hij een muiterij in Capua, in 300 diende hii als dictator een wet van beroep in. Reeds sedert Livius echter wordt de historiciteit van de hem waarschijnlijk door Valerius Antias toegeschreven daden betwijfeld. Zijn laatste jaren bracht hij door op het land, waar hij, 100 jaar oud, stierf. Augustus eerde hem met een standbeeld en een elogium.


Lit. Livius 7. - H. Volkmann (PRE 7A 2413-2418). - J. Hellegouarc'h, Un aspect de la literature de propagande politique à la fin du 1er siècle avant J. C. Le discours de M. Valerius Corvus (Liv. 7, 32, 10-17) (REL 52, 1974. 207-238).


(4) Marcus Valerius Laevinus was in 227 vC praetor en de eerste stadhouder van Sardinië. Als praetor in 215 vC streed hij in Lucanië en Apulië tegen de Carthagers. Het jaar daarop voerde hij de vloot aan in de oorlog tegen Philippus V van Macedonië en sloot hij een verdrag met de Aetoliërs en met Attalus I van Pergamon. In 210 vC volgde Valerius als consul Claudius Marcellus op en nam hij het bevel tegen de Carthagers op Sicilië over. Hier wist hij Agrigentum in handen te krijgen en voltooide hii het werk van zijn voorganger op het eiland, dat hij drie jaar bestuurde; grote zorg besteedde hij aan de korenvoorziening. In 208 versloeg Valerius een punische vloot en nam later nog deel aan de strijd tegen de Carthagers in Afrika. In 205 leidde hij een gezantschap naar Attalus I en bracht hij de Mater Magna van Pessinus over naar Rome. Hem worden ten onrechte nog een consulaat in 220 (CIL I2, 140) en een commando in Griekenland in 201 (Livius 31, 3) toegeschreven. Valerius L. stierf in 200.


Lit. Livius 23-29, passim. - H. Volkmann (PRE 8A, 45-49). - A. Lippold, Consules. Untersuchungen zur Geschichte des römischen Konsulates von 264 bis 201 v.Chr. (Bonn 1963).


(5) Lucius Valerius Flaccus, vriend van Cato maior, met wie hij in 195 vC het consulaat deelde. In dat jaar voerde hij succesvolle operaties uit tegen de gallische Boii en Insubres. In 191 diende hij als krijgstribuun in de slag bij Thermopylae tegen Antiochus III de Grote. Als triumvir versterkte hij in de jaren daarop Placentia en Cremona en stichtte Bononia (Bologna). In 184 was Valerius Cato's collega in de censuur. Na de dood van Scipio Africanus werd hij princeps senatus. Hij stierf in 180 aan de pest. Valerius Flaccus vertegenwoordigde het conservatieve traditionalisme tegenover het in Rome steeds meer ingang vindende hellenisme.


Lit. Livius 33-37 passim. Polybius 20, 9 w. Plutarchus, Leven van Cato Maior. - F. Münzer (PRE 8A, 16-20). - H. H. Scullard, Roman Politics 220-150 B.C. (Oxford 1951) 124, 137, 153-155. L. Hayne, The Valerii Flacci. A Family in Decline (Ancient Society 9, 1978, 223-233).


(6) Gaius Valerius Flaccus, praetor in 103 vC, was aanvankelijk aanhanger van Marius, die in 100 zijn collega was in het consulaat en die hij hielp Saturninus en Glaucia (Servilius) uit te schakelen.

Als censor liet hij in 97 Italici massaal op de burgerlijsten bijschrijven. Het jaar daarop werd hij princeps senatus. Als interrex diende hij in 82 de wet in, die Sulla legaal met de dictatuur bekleedde; daarop werd hij diens magister equitum. Valerius Flaccus was flamen Martialis en stond bekend als kenner van de romeinse godsdienst.


Lit. Velleius Paterculus 1, 15. Plutarchus, Leven van Marius 28-30. -F. Münzer (PRE 8A, 22-25).


(7) Lucius Valerius Flaccus was aediel in 98 vC en praetor ca. 92. Tijdens zijn hierop volgend bestuur van Asia betoonde hij zich onkundig en hard. Na de dood van Marius bewerkte consul Cinna zijn benoeming tot medeconsul (86). In deze functie liet hij een lex de aere alieno aannemen, die driekwart van de leningschulden kwijtschold. Nadat aan hem in de plaats van Sulla de oorlog tegen Mithridates was opgedragen, stak hij over naar Griekenland, waar zijn troepen overliepen naar Sulla, met wie hij wellicht tot een vergelijk kwam. Valerius Flaccus heroverde daarop Macedonië en trok onder gevechten met de Thraciërs op naar de Bosporus, waar hij de bruggehoofden Byzantium en Chalcedon bezette. Door zijn legaat Fimbria (Flavius), met wie hij overhoop lag, werd hij tijdens zijn opmars door Bithynië in 85 vermoord.


Lit. F. Münzer (PRE 8A, 25-30).


(8) Lucius Valerius Flaccus, zoon van de vorige, begeleidde zijn vader in 86 vC tijdens de veldtocht tegen Mithridates en gold nadien als een kenner van Azië. Later diende hij in Gallia Cisalpina (83-81), in Cilicië (78-76), als legaat van Metellus op Kreta (66) en onder Pompeius in de strijd tegen Mithridates (65). In 63 stond hij als praetor Cicero terzijde bij het ontrafelen van de samenzwering van Catilina. Na zijn stadhouderschap in Asia wegens afpersing aangeklaagd, werd hij, na een verdediging door Cicero en Hortensius, vrijgesproken (59). In 57 was hij nog legaat van L. Calpurnius Piso in Macedonië. Hij stierf kort na 54 vC.


Lit. Cicero, Pro Flacco. Sallustius, De Catilinae coniuratione 45v. F. Münzer (PRE 8A, 30-36). - J. Humbert, Les plaidoyers ecrits et les plaidoieries réelles de Ciceron (Paris 1925). A. J. Marshall, Flaccus and the Jews of Asia (Cicero, Pro Flacco 28, 67-69) (Phoenix 29, 1975, 139-154). [A.J. Janssen]


Lijst van Namen