(1) Valerius Poplicola,
figuur uit de oudromeinse geschiedenis van verdachte
historiciteit. Publius Valerius Poplicola
zou volgens de overlevering samen met
Iunius Brutus het koningschap ten val gebracht hebben
en viermaal (509, 508, 507, 504) consul geweest zijn.
Bekend is zijn strijd tegen Porsenna, koning van
Clusium,
wiens poging tot herstel van de Tarquinii
hij verijdelde, Ook zou hij de Sabijnen,
Veii en
Tarquinia
verslagen hebben. Aan Valerius wordt voorts een
verhoging van het aantal senatoren, de instelling van
de quaestuur en een aantal voor het volk gunstige
wetten als de lex Valeria de provocatione
(provocatio)
toegeschreven. Dit 'populum colere' zou ten
grondslag liggen aan zijn naam. Waarschijnlijk is
hier sprake van een aetiologische legende; Valerius'
historie berust vooral op mededelingen van
Valerius (11) Antias, die van hem zou afstammen en de
bron is van Plutarchus' biografie. Valerius zou in 503
gestorven zijn en een staatsbegrafenis op de Velia
gekregen hebben.
Lit. Plutarchus, Leven van Poplicola. Livius 1, 58v; 2, 5-8. - H.
Volkmann (PRE 8A, 180-188).
(2) Valerius Potitus,
romeinse consul en wetgever. Lucius
Valerius Potitus zou samen met Marcus
Horatius Barbatus na de val van de
decemviri in 449 vC
consul geweest
zijn. De overlevering is over de
gebeurtenissen niet eensluidend. Livius schrijft aan
deze beide patricische consuls de leges Valeriae
Horatiae toe, die de strijd tussen patriciers en plebejers
moesten beslechten. Zij betekenden de feitelijke
erkenning van de door de plebejers getroffen maatregelen
en hun verdere rechtsbescherming. De wetten
hielden in een verscherping van het beroepsrecht
(provocatio) bij de keuze van magistraten, een
uitbreiding van de onschendbaarheid van plebejische
magistraten en verklaarden de plebiscita
bindend voor het hele volk. Spreekt Livius in dit
verband van formele leges, volgens Diodorus zijn het
bepalingen van een plechtig bezworen vredesverdrag
tussen de partijen. Hierbij zou het aantal
volkstribunen
tot tien zijn uitgebreid; met het hoogste
gezag bekleed moesten zij in de stad over de
burgerlijke vrijheid waken. Hun functie werd met nieuwe
rechten uitgerust, terwijl de ononderbroken
voortzetting van het ambt door strenge strafbepalingen
werd verzekerd. Een van de beide consuls zou
bovendien plebejer moeten zijn; deze bepaling is
echter zeker van latere datum. Dat bepalingen als deze
aan bovengenoemde consuls werden toegeschreven,
vindt wel zijn verklaring in de wens van annalisten
om fundamentele elementen van de romeinse wetgeving
in verband te brengen met het begin van de
republiek of met het herstel van het consulaat. Bovendien
betekende de val van de decemviri een mijlpaal
op de weg naar gelijkberechtiging van de plebejers.
Ook na 445 zou Valerius de rol van bemiddelaar
tussen volk en senaat op zich genomen hebben.
Bovendien versloeg hij de Aequi
en de Volsci.
Lit. Livius 3. Diodorus Siculus 12, 26. - H. Volkmann (PRE 8A,
188v). - K. von Fritz, The Theory of the Mixed Constitution in
Antiquity. A. Critical Analysis of Polybius' Political Ideas (New
York 1954).
(3) Marcus Valerius Corvus,
een oudromeinse held, wordt
in de romeinse overlevering geschetst als een eenvoudige
boer, die zesmaal consul,
tweemaal dictator
(342, 301 vC) en interrex
(332, 320 vC) werd en in
totaal 23 maal een curulisch ambt bekleedde. Als
krijgstribuun streed hij in een gevecht van man
tegen man tegen een reusachtige Galliër (349 vC).
Zijn overwinning en bijnaam dankte hij aan de hulp
van een raaf, die met zijn vleugels in de ogen van
zijn tegenstander flapperde. Als 23-jarige bekleedde
Valerius het jaar daarop voor het eerst het consulaat. Als
consul overwon hij in 346 de Volsci,
in 343 de Samnieten
bij de berg Gaurus en bij Suessula, in 335 de
inwoners van Cales, in 300 de Aequi
en in 299 de
Etruriërs.
Tijdens zijn eerste dictatuur dempte hij
een muiterij in Capua, in 300 diende hii als dictator
een wet van beroep in. Reeds sedert Livius echter
wordt de historiciteit van de hem waarschijnlijk
door Valerius Antias toegeschreven daden
betwijfeld. Zijn laatste jaren bracht hij door op het
land, waar hij, 100 jaar oud, stierf.
Augustus eerde
hem met een standbeeld en een elogium.
Lit. Livius 7. - H. Volkmann (PRE 7A 2413-2418). - J. Hellegouarc'h,
Un aspect de la literature de propagande politique à la fin
du 1er siècle avant J. C. Le discours de M. Valerius Corvus (Liv. 7, 32,
10-17) (REL 52, 1974. 207-238).
(4) Marcus Valerius Laevinus
was in 227 vC praetor en de
eerste stadhouder van Sardinië. Als praetor in 215
vC streed hij in Lucanië en Apulië tegen de Carthagers.
Het jaar daarop voerde hij de vloot aan in de
oorlog tegen Philippus V van Macedonië en sloot
hij een verdrag met de Aetoliërs en met
Attalus I
van Pergamon. In 210 vC volgde Valerius als consul
Claudius Marcellus op en nam hij het bevel
tegen de Carthagers op Sicilië over. Hier wist hij
Agrigentum in handen te krijgen en voltooide hii
het werk van zijn voorganger op het eiland, dat hij
drie jaar bestuurde; grote zorg besteedde hij aan de
korenvoorziening. In 208 versloeg Valerius een punische
vloot en nam later nog deel aan de strijd tegen de
Carthagers in Afrika. In 205 leidde hij een gezantschap
naar Attalus I en bracht hij de
Mater Magna
van Pessinus over naar Rome. Hem worden ten
onrechte nog een consulaat in 220 (CIL I2, 140) en
een commando in Griekenland in 201 (Livius 31, 3)
toegeschreven. Valerius L. stierf in 200.
Lit. Livius 23-29, passim. - H. Volkmann (PRE 8A, 45-49). - A.
Lippold, Consules. Untersuchungen zur Geschichte des römischen
Konsulates von 264 bis 201 v.Chr. (Bonn 1963).
(5) Lucius Valerius Flaccus, vriend van
Cato maior,
met wie hij in 195 vC het consulaat deelde. In dat
jaar voerde hij succesvolle operaties uit tegen de
gallische Boii
en Insubres. In 191 diende hij als
krijgstribuun in de slag bij Thermopylae tegen
Antiochus III de Grote. Als triumvir versterkte
hij in de jaren daarop Placentia
en Cremona en
stichtte Bononia (Bologna).
In 184 was Valerius Cato's
collega in de censuur. Na de dood van
Scipio Africanus werd hij
princeps senatus. Hij stierf in 180
aan de pest. Valerius Flaccus vertegenwoordigde het
conservatieve traditionalisme tegenover het in Rome
steeds meer ingang vindende hellenisme.
Lit. Livius 33-37 passim. Polybius 20, 9 w. Plutarchus, Leven van
Cato Maior. - F. Münzer (PRE 8A, 16-20). - H. H. Scullard,
Roman Politics 220-150 B.C. (Oxford 1951) 124, 137, 153-155. L.
Hayne, The Valerii Flacci. A Family in Decline (Ancient Society 9,
1978, 223-233).
(6) Gaius Valerius Flaccus, praetor in 103 vC, was aanvankelijk aanhanger van Marius, die in 100 zijn collega was in het consulaat en die hij hielp Saturninus en Glaucia (Servilius) uit te schakelen.
Als censor liet hij in 97 Italici massaal op de
burgerlijsten bijschrijven. Het jaar daarop werd hij
princeps senatus.
Als interrex diende hij in 82 de
wet in, die Sulla legaal met de
dictatuur bekleedde; daarop werd hij diens
magister equitum.
Valerius Flaccus was flamen Martialis
en stond bekend als kenner
van de romeinse godsdienst.
Lit. Velleius Paterculus 1, 15. Plutarchus, Leven van Marius 28-30.
-F. Münzer (PRE 8A, 22-25).
(7) Lucius Valerius Flaccus
was aediel in 98 vC en praetor
ca. 92. Tijdens zijn hierop volgend bestuur van Asia
betoonde hij zich onkundig en hard. Na de dood
van Marius bewerkte consul
Cinna zijn benoeming
tot medeconsul (86). In deze functie liet
hij een lex de aere alieno aannemen, die driekwart
van de leningschulden kwijtschold. Nadat aan hem
in de plaats van Sulla de oorlog tegen
Mithridates was opgedragen, stak hij over naar
Griekenland, waar zijn troepen overliepen naar Sulla, met
wie hij wellicht tot een vergelijk kwam. Valerius Flaccus
heroverde daarop Macedonië en trok onder gevechten
met de Thraciërs op naar de
Bosporus, waar hij
de bruggehoofden
Byzantium en
Chalcedon bezette.
Door zijn legaat Fimbria (Flavius), met wie hij
overhoop lag, werd hij tijdens zijn opmars door
Bithynië in 85 vermoord.
Lit. F. Münzer (PRE 8A, 25-30).
(8) Lucius Valerius Flaccus,
zoon van de vorige, begeleidde
zijn vader in 86 vC tijdens de veldtocht tegen
Mithridates en gold nadien als een kenner van
Azië. Later diende hij in Gallia Cisalpina (83-81),
in Cilicië (78-76),
als legaat van Metellus op
Kreta (66) en onder Pompeius in de strijd tegen
Mithridates (65). In 63 stond hij als praetor Cicero
terzijde bij het ontrafelen van de samenzwering van
Catilina. Na zijn stadhouderschap in Asia wegens
afpersing aangeklaagd, werd hij, na een verdediging
door Cicero en
Hortensius, vrijgesproken (59). In
57 was hij nog legaat van L. Calpurnius Piso
in Macedonië. Hij stierf kort na 54 vC.
Lit. Cicero, Pro Flacco. Sallustius, De Catilinae coniuratione 45v. F. Münzer (PRE 8A, 30-36). - J. Humbert, Les plaidoyers ecrits et les plaidoieries réelles de Ciceron (Paris 1925). A. J. Marshall, Flaccus and the Jews of Asia (Cicero, Pro Flacco 28, 67-69) (Phoenix 29, 1975, 139-154). [A.J. Janssen]