![]() |
Zilveren denarius van Ti.Claudius Nero (84 vC) Diana met tekst S.C. Roma op een tweespan met tekst TI.CLAVD.TI.F.AP.N. |
(1) Appius Claudius Crassus Inregillensis Sabinus,
consul in 471 en 451 vC, in 451 en 450 voorzitter van het
gevolmachtigde college der
decemviri legibus scribundis,
dat de wetten der Twaalf Tafelen tot
stand bracht. Volgens de sterk gekleurde overlevering
zou hij in 449, omdat hij het knappe meisje
Verginia belaagd had, in de gevangenis zijn
geworpen en daar zelfmoord hebben gepleegd.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 2698-2702). - Livius 2, 56-61; 3,
33-58. Dionysius van Halicarnassus' romeinse geschiedenis
10, 54-11, 44.
(2) Appius Claudius Caecus,
quaestor ca. 316 vC, praetor
vóór 297 en in 295, consul in 307 en 296, dictator
tussen 292 en 285, vooral bekend geworden als
censor (312). Als zodanig legde hij de Aqua Appia
(Aquaduct)
en de Via Appia aan, bracht de
eredienst van Hercules in staatshanden en nam
voor het eerst onvermogende burgers in de tribus
en zonen van vrijgelaten slaven in de senaat op.
Als consul en
praetor speelde hij een belangrijke
rol in oorlogen tegen Etrurië
en Campanië. Beroemd
is de rede die de inmiddels blind geworden
C. in 280 vC na de slag bij
Heraclea tot de senaat
richtte tegen de door
Cineas
overhandigde vredesvoorstellen
van Pyrrhus. C. zou ook een
spreekwoordenverzameling
gepubliceerd, de spelling hervormd
en over juridische vraagstukken geschreven
hebben. Drie van zijn zonen waren waarschijnlijk
de stamvaders van de Pulchri, de Centhones en
de Nerones.
Lit. Livius 9, 29-46; 10, 11-31. Diodorus Siculus 20,36. F.
Münzer (PRE 3, 2681-2685). - P. Lejay, Appius C.
Caecus (Revue de Philologie 1920, 92-141). H. Bardon, La
littérature latine inconnue 1 (Paris 1952) 20-25.
(3) Quintus Claudius Quadrigarius, romeinse geschiedschrijver,
een van de z.g. jongere annalisten.
Hij schreef ten tijde van Sulla en
in diens geest Annales
of Historiae in minstens 23 boeken, die de
romëinse geschiedenis behandelden vanaf de verwoesting
van de stad door de Galliërs (390 of 387
vC) tot ca. 80 vC. Dit werk, dat de opsomming
der gebeurtenissen verlevendigde door het inlassen
van redevoeringen, brieven en anecdotes, vormde
vanaf 187 vC de hoofdbron voor
Livius' grote geschiedwerk.
De sobere, maar tegelijk enigszins elegante
stijl van C. werd door Fronto
en Gellius hoog
gewaardeerd.
Lit. Fragmenten bij H. Peter, Historicorum Romanorum
Reliquiae 1² (Leipzig 1914) 205-237. - B. Niese (PRE 3,
2858-2861). GRL 1, 316-319. - M. Zimmerer, Der Annalist
Q. C. Quadrigarius (Diss. München 1937). A. Klotz, Der
Annalist Q. C. Quadrigarius (Rheinisches Museum 91,
1942, 268-285). P. G. Walsh, Livy. His Historical Aims and
Methods (London 1961) 110vv.
(4) Gaius Claudius Nero
nam in 212 en 211 vC als praetor
en propraetor deel
aan het beleg van het van
Rome afgevallen Capua
en versloeg in 207 als consul
aan de Metaurus Hannibals broer Hasdrubal,
samen met zijn collega Marcus Livius Salinator,
met wie hij in 204 de censuur bekleedde.
Lit. Livius 26-27 passim. - F. Münzer (PRE 3, 2774-2776).
(5) Tiberius Claudius Nero,
vader van keizer Tiberius en
Drusus maior.
Hij was quaestor en commandant
van Caesars vloot
in het bellum Alexandrinum
(48 vC) en werd vervolgens belast met de stichting
van coloniae in Gallia Narbonensis (46-45). In
42 of 41 vC was hij praetor.
In het bellum Perusinum
(41-40) stond C. aan de zijde van Lucius
Antonius; toen deze zich aan
Octavianus moest
overgeven, wist C. met zijn vrouw Livia te ontkomen
naar Sicilië, waar hij een toevlucht vond bij
Sextus Pompeius. In 39 vC vond een verzoening
met Octavianus plaats. Toen deze Livia leerde kennen,
haalde hij C. over om haar aan hem af te
staan. C. liet zich van Livia scheiden, die in het huis
van haar nieuwe gemaal Claudius' tweede zoon
Drusus ter wereld bracht. C., die vanaf 46 vC ook
pontifex was, stierf in 33 vC.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 2777v).
(6) Gaius Claudius Pulcher,
praetor in 180 vC,
consul
in 177, krijgstribuun in 171. Als
censor - samen
met Tiberius Sempronius Gracchus, de vader der
Gracchen - trad hij
in 169 streng tegen de equites
op. C. overleed in 167 als lid van de commissie die
belast was met de bestuurlijke reorganisatie van
Macedonië en Griekenland.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 2855v).
(7) Appius Claudius Pulcher,
zoon van de gelijknamige
consul van 79 vC, vergezelde zijn zwager Lucullus
op diens aziatische veldtochten, was
praetor in 57,
consul
in 54 en gouverneur van
Cilicia van 53 tot
51; als zodanig was hij de voorganger van Cicero,
van wie 13 interessante brieven aan C. bewaard
zijn gebleven. In 50 was C.
censor, in 48 stierf hij
op Euboea als gouverneur van de provincie Macedonia.
C. was een broer van de beruchte
Clodius.
Hij schreef een werk over het augurenrecht, waarvan
hij het eerste boek opdroeg aan Cicero.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 2849-2853). - Cicero, Epistulae ad
familiares, boek 3.
[Nuchelmans]