Campanië (Καμπανία, Campania), landstreek aan de
westkust van Midden-Italië, zich uitstrekkend tussen de
Tyrreense Zee en de voet van de Apennijnen vanaf
de Mons Massicus in het noorden (halverwege de
benedenloop van Liris en Volturnus) tot
Salernum,
sinds ca. 100 vC tot de monding van de Silarus in
het zuiden. De breedte van deze
kuststrook bedroeg 20 tot 35 km, de grootste lengte
ca. 120 km, de totale oppervlakte ca. 25.000 km².
Het tamelijk vlakke land, dat door vele riviertjes
doorsneden wordt, verheft zich op enkele punten tot
middelhoge vulcanische bergen: de
Vesuvius (ca.
1270 m) ten zuidoosten van Napels, de Gaurus ten
westen van Napels en de Lactarius (thans Monte
Faito) op het schiereiland van Sorrentum. De
vruchtbare, deels vulcanische bodem, het milde
klimaat en de voortreffelijke havens aan de Golf van
Napels (Sinus Cumanus) maakten C. tot het meest
aantrekkelijke woongebied van Italië, waar vier
jaarlijkse oogsten van bepaalde produkten geen zeldzaamheid vormden.
C. was dan ook reeds in het paleolithicum bewoond. Tussen 1200 en 1000 vC vestigden er zich vanuit het noorden Osken of Opici, die zich in de loop der volgende eeuwen met velerlei nieuwe binnendringers vermengden. Ca. 750 vC ontstond aan de kust de machtige griekse kolonie Cumae, in de 7e eeuw haar dochterstad Neapolis. In het binnenland speelde sinds ca. 600 vC de waarschijnlijk etruskische stichting Capua een belangrijke rol; de Etruriërs verloren echter in de loop van de 5e eeuw alle invloed in C. aan binnendringende samnietische stammen, die ca. 430 Capua en in 421 zelfs Cumae bezetten. Vanaf de tweede helft der 4e eeuw vC kwam C. binnen het bereik van de romeinse macht: 338 verbond tussen Rome en Capua, 334 stichting van een latijnse colonia in Cales, 327 verbond tussen Rome en Napels, welke stad in 312 vC door de Via Appia met Rome verbonden werd. Het in 216 na de slag bij Cannae van Rome afgevallen Capua werd in 211 heroverd, de gehele ager Campanus, het gebied van Capua, werd ager publicus populi Romani.
Hoewel de romanisering van C. snel voortschreed, bleef
op vele plaatsen het oskisch
tot in de eerste eeuw vC de
ambtelijke taal en ook het grieks behield, vooral
in Napels en omgeving, tot in de keizertijd een sterke
positie. In de 2e en 1e eeuw vC werden coloniae van
romeinse burgers gesticht in o.a. Puteoli,
Salernum,
Nola, Pompeii,
Herculaneum,
Capua en
Casilinum.
Agrippa
legde in Misenum in 37 vC een
grote vlootbasis aan, Baiae met omgeving en
Stabiae ontwikkelden zich tot luxueuze badplaatsen,
waar de aanzienlijke Romeinen prachtige
buitenplaatsen lieten aanleggen. Toen keizer
Augustus
Italië in elf regiones verdeelde, voegde hij het
welvarende Campania met Latium samen tot de regio I.
Lit. C. Hülsen (PRE 3, 1430-1439). - K. J.Beloch, Campanien (Breslau 1890). R. M. Peterson, The Local Cults of C. (Rome 1919). G. Spano, La C. felice nelle età più remote (1941). G. Devoto, Gli antichi Italici² (Florence 1951). A. Maiuri, Passeggiata Campana³ (ib. 1957). [Nuchelmans]