Lycaonië (Λυκαονία, latijn Lycaonia), grotendeels
onvruchtbare en uit bergland en steppen bestaande
landstreek in het centrum van Klein-Azië, in het
westen en noorden begrensd door
Phrygië, in het
oosten door Cappadocië,
in het zuiden door Cilicië
en Isaurië, in het zuidwesten door
Pisidië.
Hoewel sinds 1961 in Catal Huyuk ten zuidoosten
van Iconium (thans Konya) een belangrijke
neolitische nederzetting uit het 7e en 6e millennium
vC is blootgelegd en ook de directe omgeving van
Iconium betrekkelijk veel archeologische vondsten
uit het 3e en 2e millennium vC heeft opgeleverd, is
van de oudste geschiedenis van L. nog weinig bekend.
In de 5e en 4e eeuw vC behoorde L. evenals
de rest van Klein-Azië tot het perzische rijk, in
322 vC werd het door Perdiccas
onderworpen, van
280 tot 189 maakte het deel uit van het
Seleucidenrijk,
van 189 tot 133 vC van dat van Pergamum.
Vervolgens kwam het met Pergamum aan Rome, dat
het ca. 100 vC bij het militaire district Cilicia
indeelde. In 36 vC werd het door
Marcus Antonius bij
het koninkrijk Galatië
van Amyntas gevoegd en na
diens dood in 25 vC bij de nieuwe provincie
Galatia. Sinds Antoninus Pius
(138-161) maakte het
grootste deel van L. weer deel uit van de provincie
Cilicia.
De voornaamste steden van L. waren Iconium, Derbe, Lystra en het in de 3e eeuw vC door de Seleuciden gestichte Laodicea Catacecaumene. Door L. liep reeds in de grijze oudheid de grote weg van Ionië en Lydië naar Cilicië en Syrië, een van de weinige verkeersaders die het westen van Klein-Azië verbonden met het oosten.
De apostel Paulus
bezocht L. op zijn eerste, zijn
tweede en vermoedelijk ook op zijn derde missiereis.
In die tijd spraken de bewoners van L. nog een
eigen taal, het lycaonisch, waarvan verder niets
bekend is (Hand 14,11).
Lit. W. Ruge (PRE 13, 2253-2265). [Nuchelmans]