Sestus (Σηστός), oorspronkelijk thracische, later
griekse havenstad gelegen aan de Hellespont op de
oostkust van de thracische Chersonesus, tegenover
Abydus op de
aziatische oever. In de Ilias wordt S.
genoemd als bondgenoot van de Trojanen. Vanaf ca. 600 vC
bewoond door aeolische kolonisten van het eiland
Lesbus, stond de stad tijdens de perzische oorlogen
enige jaren onder perzische heerschappij;
Xerxes
liet hier in juni 480 vC de beide schipbruggen
aanleggen om zijn legermacht over te zetten naar
Europa. Van 478 tot 404 was S. lid van de
attisch-delische zeebond;
van 411 tot 404 diende het als
operatiebasis van de Atheners in de strijd tegen
Sparta om de
Hellespont.
Na een spartaanse bezetting
werd het in 365 vC weer onder atheens gezag
gebracht. De opstand daartegen in het begin van
de attische bondgenotenoorlog (357-355) eindigde
met een hardhandige onderwerping door
Chares
en de vestiging van een attische
cleruchie
(352). In de lente van 334 vC was S. getuige van
de overzetting van Alexanders
expeditieleger naar
Azië. In de 3e eeuw vC was de stad een voortdurende
twistappel tussen verschillende hellenistische
vorsten, ca. 190 vC kwam zij onder gezag van
Pergamum,
in 133 vC als civitas libera
onder gezag
van Rome. In de keizertijd als belangrijkste
oversteekplaats tussen Europa en Azië verdrongen door
Byzantium, raakte zij in verval.
In de bekende hellenistische liefdesgeschiedenis
van Hero en Leander is S. de woonplaats van
eerstgenoemde.
Lit. Inscripties in J. Kraus, Die Inschriften von Sestos und der thrakischen Chersones (Inschriften griechischer Stadte aus Kleinasien 19, Bonn 1980). - E. Oberhummer (PRE 2A. 1892-1894). - S. Casson, Macedonia, Thrace and Illyria (Oxford 1926) 210-227. [Nuchelmans]