Cotta, romeins cognomen in de gens Aurelia. De
bekendste vertegenwoordigers van de familie waren
de drie gebroeders Cotta, neven van Caesars moeder
Aurelia.
(1) Gaius Aurelius Cotta,
consul in 75 vC en beroemd
redenaar. Hij was bevriend met de hervormingsgezinde
volkstribuun
Marcus Livius Drusus, na
wiens gewelddadige dood hij aangeklaagd werd
wegens opruiing van de bondgenoten en in ballingschap
ging (90-82). Als consul
wist Cotta Sulla's wet
die gewezen volkstribunen het recht ontnam zich
kandidaat te stellen voor andere ambten, af te
schaffen. Van zijn redevoeringen, waarvoor hij
Marcus Antonius als voorbeeld nam, is niets bewaard
gebleven. Hij stierf in 74 als
proconsul van
Gallia Cisalpina. Cicero laat zijn dialoog De natura
deorum ten huize van Cotta plaats vinden.
(2) Marcus Aurelius Cotta,
consul in 74 vC samen met
Lucullus. Als zodanig werd hij uitgezonden om
de nieuwe provincie Bithynia te verdedigen tegen
Mithridates VI van Pontus, maar hij leed bij Chalcedon
een zware nederlaag. Van 73 tot 70 was Cotta
proconsul
van Bithynia en hielp hij Lucullus bij de
verovering van Pontus. In 67 werd hij veroordeeld
wegens verduistering van buit bij de plundering van
Heraclea Pontica.
(3) Lucius Aurelius Cotta,
quaestor ca. 81, praetor in
70, consul in 65 en
censor in 64 vC. Als
praetor
diende hij de lex Aurelia iudiciaria in, die bepaalde
dat de gerechtshoven voortaan uit gelijke aantallen
senatoren, equites en tribuni aerarii zouden bestaan.
Bij de beraadslagingen over de Catilinarische samenzwering
in 63 stelde Cotta een
supplicatio (dankdag)
voor om Cicero te eren, wiens terugroeping uit de
ballingschap hij ook bevorderde in 57 vC.
[Nuchelmans]