Publius Ventidius Bassus stamde uit een respectabel geslacht in Asculum (Picenum) en werd na de bondgenotenoorlog in 89 vC als kind in de triomf van Pompeius Strabo meegevoerd na de verovering van zijn vaderstad. Evenals vele andere verarmde Italiërs sloot hij zich aan bij Caesar, die hem in de senaat liet opnemen (ca. 47). Na Caesars dood koos hij partij voor Antonius, wierf als praetor in 43 drie legioenen in Picenum en voegde deze na Antonius' nederlaag bij Mutina bij diens leger. Ofschoon V. intussen door de senaat tot staatsvijand was verklaard, verwierf hij na de verzoening tussen Antonius en Octavianus het consulaat.
Door Antonius naar Gallië gezonden, snelde hij bij het uitbreken van de perusinische oorlog deze te hulp, evenwel zonder veel resultaat (41-40). Na het verdrag van Brundisium, dat de vrede met Octavianus herstelde, zond Antonius hem als zijn legaat naar het Oosten om de strijd tegen Labienus op te nemen en de Parthen uit Asia en Syrië te verdrijven. Na de eerste uit Asia verjaagd te hebben behaalde hij bij de Taurus en de Amanus in 39 en bij Gindaros in 38 schitterende zeges op de Parthen, zodat de verloren gegane gebieden weer onder romeins ezag kwamen en V. als imperator werd begroet.
Uit jaloezie of wegens klachten over het aan
nemen van steekpenningen van de koning van
Commagene
werd V. echter door Antonius na diens aankomst
in Syrië aan de dijk gezet. In Rome teruggekeerd
vierde hij er zijn parthische triomf, maar
spoedig daarna stierf hij, waarna hij een staatsbegrafenis
kreeg. Zijn bijnaam Bassus is omstreden.
Lit. H. Gundel (PRE 8A, 795-816). - R. Syme, Sabinus, the Muleteer
(Latomus 17, 1958, 73-80).
[A. J. Janssen]