Pompeius, naam van een romeinse plebejische gens. De voornaamste Pompeii waren de volgende:
(1) Quintus Pompeius bekleedde in 141 vC als eerste der Pompeii het consulaat. In 141 en 140 poogde hij, als opvolger van Metellus Macedonicus in Hispania vergeefs de keltiberische hoofdstad Numantia tot overgave te dwingen; een met de Numantijnen gesloten wapenstilstand verloochende hij later weer.
In 137 vC werd hij aangeklaagd wegens afpersing
maar vrijgesproken, in 133 verzette hij zich tegen
de hervormingsplannen van Tiberius Gracchus,
in 131 was hij samen met Metellus Macedonicus
censor.
Lit. F. Miltner (PRE 21, 2056-2058).
(2) Quintus Pompeius Rufus,
volkstribuun in 99,
praetor in
91, consul
in 88 vC samen met Sulla, wiens politiek
hij trouw steunde. In de strijd tegen
Publius Sulpicius Rufus
werd P. uit Rome verdreven. Hij
voegde zich in Nola
bij het leger van Sulla en werd,
toen deze, na Rome bezet te hebben, eind 88 naar
het Oosten vertrok, met het bevel over de troepen
in Italië belast. Soldaten van de proconsul
Pompeius Strabo, die hij als commandant
moest opvolgen, vermoordden hem echter.
[Nuchelmans]
(3) Gnaeus Pompeius Strabo, die in de bondgenotenoorlog als legaat in Picenum vocht en in 89 vC als consul het bevel in Noord-Italië kreeg, waar hij Asculum veroverde. Een triomf was zijn loon. Toen zijn candidatuur voor 88 mislukte en hij het commando aan zijn opvolger Quintus Pompeius Rufus moest overdragen, werd deze door soldaten vermoord. Strabo, die hierin de hand gehad zou hebben, nam zonder meer Rufus' plaats in en wist de Marsi en andere stammen te onderwerpen. De steun van de provincialen zocht hij door aan de Transpadani het ius Latii (civitas) te verlenen, nadat hij reeds eerder spaanse ruiters met het burgerrecht had beloond.
Na Marius' terugkeer (87) koos P.
na lange aarzeling voor Sulla en
rukte op naar Rome om dit
tegen Cinna te verdedigen, met wie hij echter in
onderhandeling trad. Kort daarop viel hij aan een
epidemie ten offer. Het oordeel van de ouden over
hem is niet zeer gunstig. Zonder het staatsbelang
uit het oog te verliezen streefde hij zonder veel
scrupules naar een persoonlijke machtspositie, steunend
op leger en provincialen. Hij was een goed militair
en uitstekend leermeester voor zijn zoon
Gnaeus Pompeius Magnus, die onder hem diende.
Lit. F. Miltner (PRE 21, 2254-2262). - M. Gelzer, Cn.
Pompeius Strabo und der Aufstieg seines Sohnes Magnus (Kleine
Schriften 2, Wiesbaden 1963, 106-138). N. Criniti, L'epigrafe
di Asculum di Gn. Pompeo Strabone (Milaan 1970).
(5) Gnaeus Pompeius Magnus iunior,
oudste zoon van
Pompeius en van Mucia Tertia. Hij voerde in
de burgeroorlog het bevel over de syrische en alexandrijnse
vloot. Na in Africa de dood van zijn vader vernomen
te hebben bezette hij met zijn broer Sextus de
Balearen (47). Na de slag bij Thapsus naar
Spanje overgestoken, organiseerden zij daar de
tegenstand tegen Caesar.
Eind 46 vC besloot deze
zelf tegen hen in Spanje op te treden. De nederlaag
bij Munda op 17 maart 45 betekende voor de
Pompeianen het einde. P. werd op de vlucht gegrepen
en gedood. Hij was om zijn wreedheid berucht.
Lit. F. Miltner (PRE 21, 2211-2213). - A. Klotz, die Schlacht
von Munda (Neue Jahrbücher 23, 1909, 560-573).