![]() |
Munt van de gens Sulpicia. Links: Kop van Vesta met tekst S.C. Rechts: Sesespita (mes), Securis (bijl) met tekst P.GALB.AE.CVR. |
(1) Publius Sulpicius Galba Maximus, in 211 vC, tijdens de tweede punische oorlog, tot consul gekozen zonder tevoren enig curulisch ambt te hebben bekleed. Tijdens Hannibals opmars naar Rome in dat jaar organiseerde hij de verdediging van de stad. Als proconsul in Griekenland (210-206) leidde hij in de eerste macedonische oorlog de operaties tegen Philippus V.
Afgezien van plundertochten in het
Aegaeïsche gebied en enkele kleinere veroveringen
(Aegina) waren zijn prestaties niet spectaculair. Op
een dictatuur 'contitiorum habendorum causa' (203)
volgde een tweede consulaat (200), tijdens hetwelk
hij als bevelhebber in de tweede macedonische oorlog
in Apollonia
landde om vandaar Macedonië
binnen te vallen. Na enkele kleinere successen, die
de Aetoliërs
weer aan romeinse zijde brachten, trok
hij zich in 199 op Illyrië terug. Na in 197 als
legaat
onder Flamininus gediend te hebben werd hij lid
van de senaatscommissie die belast was met het
treffen van regelingen voor Griekenland. In 193 vC
was hij gezant bij Antiochus III.
Lit. F. Münzer (PRE 4A, 801-808). - M. Holleaux, L'election
au consulat de P. Sulpicius (Bulletin de Correspondance
Hellenique 56, 1932, 531-545).
(2) Servius Sulpicius Galba, consul in 144 vC. In de derde macedonische oorlog diende hij als krijgstribuun onder Lucius Aemilius Paullus, tegen wiens triomf hij zich daarna verzette (167 vC). Als praetor in Spanje door de Lusitaniërs verslagen (151) slachtte hij dezen, toen zij om vrede vroegen, verraderlijk af (150). Een door Cato maior gesteunde aanklacht wegens afpersing leidde wel niet tot een veroordeling, maar waarschijnlijk wel tot de oprichting van een vast gerechtshof om te oordelen over afpersingsgevallen, de quaestio repetundarum (149). Tijdens het consulaat (144) van Sulpicius verhinderde Scipio Aemilianus dat hem het opperbevel tegen Viriatus werd toevertrouwd.
Sulpicius stond bekend om zijn welsprekendheid; hij zou
de eerste zijn geweest die obstructie voerde door
langdurige redevoeringen.
Lit. Testimonia e.d. betreffende Zijn welsprekendheid: H.
Malcovati, Oratorum Romanorum Fragmentaz (Turijn 1955,
³1967) 109-115. - F. Münzer (PRE 4A, 759-767).
(3) Servius Sulpicius Galba
streed als legaat, o.m. van
Caesar in 57 vC, zonder veel succes in Gallië. In 54
bekleedde hij de praetuur. Nadat zijn kandidatuur
voor het consulaat van 49 op niets was uitgelopen,
kwam het tot een verwijdering tussen hem en Caesar,
door wie Sulpicius zich in de steek gelaten voelde. Zo
nam hij deel aan de samenzwering tegen Caesar
(44), waarna hij meestreed in de slag bij Forum
Gallorum (43 vC), die hij in een bewaard gebleven
brief aan Cicero beschreef (Cicero, Epistulae ad
familiares 10, 30).
Lit. F. Münzer (PRE 4A, 769-772).
(4) Publius Sulpicius Rufus,
redenaar en staatsman van
ridderlijke afkomst. Als optimaat steunde hij aanvankelijk
de hervormingen van Drusus. In
88 vC echter ging hij als volkstribuun over naar de
volkspartij. Met geweld dreef hij als zodanig een
aantal wetten door. Hierbij werd het opperbevel
tegen Mithridates aan
Marius opgedragen en
werden zij die op grond van de lex Varia (91) waren
verbannen, teruggeroepen. Ook werd bepaald dat
de nieuwe italische burgers over alle tribus zouden
worden verdeeld en dat voor schulden van senatoren
een maximum-grens zou gelden. Hierop reageerde
Sulla met zijn mars op Rome; Sulpicius vond,
verraden door een slaaf, de dood en zijn wetten
werden geannuleerd. Cicero prijst Sulpicius als de beste
redenaar van zijn tijd.
Lit. Testimonia e.d. betreffende zijn welsprekendheid: H.
Malcovati, Oratorum Romanorum Fragmentaz (Turijn 1955,
³1967) 278-282. - F. Münzer (PRE 4A, 843-849). - A. W.
Lintoth, The Tribuate of P. Sulpicius Rufus (The Classical
Quarterly 21, 1971, 442-453). T. N. Mitchell, The Volte-Face
of P. Sulpicius Rufus in 88 B.C. (Classical Philology
70, 1975, 197-204).
(5) Servius Sulpicius Rufus,
vriend van Cicero, die hem
prijst (Brutus 40, 150 - 41, 153) als de grootste jurist
van zijn tijd. Als consul (51 vC) nam hij tegenover
Caesar een gematigd standpunt in. Nadat hij
zich na de slag bij Pharsalus
op Samos had teruggetrokken,
bestuurde Sulpicius in 46-45 vC
Achaea. Hij
overleed in 43 tijdens een gezantschap naar
Antonius,
hij kreeg een staatsbegrafenis en een standbeeld
op de rostra. Sulpicius was grondig filosofisch
gevormd en wordt door Cicero geëerd als een man
van vrede en onkreukbaarheid (9e Philippica). Van
zijn 180 geschriften zijn slechts titels bekend,
waaronder een commentaar op de leges XII tabularum.
Zijn twee brieven aan Cicero handelen over de
moord op Marcus Marcellus en de dood van Cicero's
dochter Tullia (Cicero, Epistulae ad
familiares 4, 5 en 4, 12). De beroemde jurist
Cassius Longinus was een achterkleinzoon van Sulpicius
Rufus.
Lit. F. Münzer/P. Kübler (PRE 4A, 851-860). - P. Meloni,
Servio Sulpicio Rufo e i suoi tempi (Annali Cagliari 14,
1946, 67-245). G. Bartelink, Echo's van Sulpicius' troostbrief
(Hermeneus 45, 1974, 239-244). - E. Seidl, Römische Rechtsgeschichte
und römisches Zivilprozessrecht (Köln 1962) 137-141.
[A.J.Janssen]