Monarchie

Monarchie (μοναρχία, 'alleenheerschappij'), in letterlijke en ruime zin elke regeringsvorm waarin de souvereiniteit bij één persoon berust. Vgl. aristocratie, oligarchie, democratie.

(I) In Griekenland heeft de m. in de loop der eeuwen verschillende vormen gekend. In het 2e millennium vC stonden aan het hoofd van de grotere en kleinere politieke verbanden 'stamkoningen', die primair het militaire leiderschap uitoefenden, maar daarnaast ook als priester-koning optraden. Tussen 1200 en 800 vC werd dit erfelijke koningschap overal, behalve in Sparta, afgeschaft en vervangen door een oligarchie van adellijke heren. In de 7e en 6e eeuw vC leidde de machtsstrijd tussen de adel en de opkomende burgerij in vele griekse poleis tot een nieuwe vorm van alleenheerschappij, die bekend staat als tyrannis. De Grieken van de 5e eeuw vC kenden m. alleen in de vorm van het perzische koningschap, dat ze als despotisme verafschuwden. Onaangename ervaringen met de democratie deden echter, vooral onder filosofen en geschiedschrijvers, het ideaal ontstaan van de 'rechtschapen monarch'. Dit homt onder meer tot uiting in de politieke beschouwingen van Plato en Aristoteles, in Xenophons geschriften over Agesilaüs en Hiëro en in Isocrates' lofrede op Euagoras van Cyprus en brief aan Nicocles; het was ook een factor van betekenis in de promacedonische gezindheid van vele Grieken in de 4e eeuw vC.

De erfelijke m. der hellenistische koningen (dynastieën der Antigoniden in Macedonië, der Seleuciden in Syrië, der Ptolemaeën in Egypte), een combinatie van het macedonische koningschap met het despotisme der oosterse theocratieën, werd gekenmerkt door de grote territoriale uitgestrektheid van de rijken en door de goddelijke eer die de vorsten bewezen werd.

(II) Over de aard van het romeinse koningschap, dat volgens de traditie in 510 vC werd afgeschaft, is weinig met zekerheid bekend. Toen Octavianus in 27 vC de alleenheerschappij vestigde, deed hij dat op de republikeinse traditie: hij liet de senaat en de republikeinse ambten en bevoegdheden bestaan, maar verenigde de belangrijkste in één hand, die van de princeps; die vorm van m. pleegt men het principaat te noemen. In de loop van de eerste eeuwen nC verloor de senaat steeds meer bevoegdheden, terwijl de oude republikeinse ambten in naam bleven bestaan maar in werkelijkheid geleidelijk werden uitgehold door de creatie van talrijke keizerlijke ambten. De door Diocletianus (284-305) officieel ingevoerde absolute m. (dominaat; latijn dominatus) bestond in feite reeds veel eerder.


Lit. T. A. Sinclair A History of Greek Political Thought (London 1951). V. Ehrenberg, Der Staat der Griechen (Leipzig 1951, Zürich 1965; engelse vertaling The Greek State, Oxford 1960). H. Berve, Die Tyrannis bei den Griechen 1-2 (München 1967). - E. Meyer, Römischer Staat und Staatsgedanke (Zürich 1948, 1964). [Nuchelmans]


Register