Sextius, naam van een plebejische romeinse gens. De bekendste Sextii zijn de volgende.
(1) Lucius Sextius Sextinus Lateranus
was volgens de
overlevering de eerste plebejer die tot
consul gekozen
werd (366 vC), nadat hij van 376 tot 367
samen met Gaius Licinius Stolo
volkstribuun
was geweest en samen met deze herhaaldelijk op
toelating van de plebs
tot het consulaat had
aangedrongen. In 367 werd hun streven met succes
bekroond door de aanneming van de leges Liciniae
Sextiae.
Lit. Livius 6, 34-42. - K. von Fritz, The Reorganization of
the Roman Government in 366 B.C. and the So-called
Licinio-Sextian Laws (Historia 1, 1950, 344).
(2) Gaius Sextius Calvinus,
consul in 124 vC, streed met
succes in Gallia Transalpina en stichtte in 122 vC
als proconsul de kolonie
Aquae Sextiae (Aixen-Provence).
(3) Titus Sextius was sinds 53 vC
legaat van
Caesar in
Gallië en in 45 vC praetor. Vervolgens bestuurde
hij als propraetor de in 46 gecreëerde provincie
Africa nova. Na Caesars dood koos hij de zijde
van Marcus Antonius. Na diens nederlaag
bij Mutina (43)
werd hem door de senaat opgedragen twee
van zijn legioenen naar Italië over te
brengen en het derde af te staan aan Quintus Cornificius,
de stadhouder van Africa vetus. In 42 versloeg
hij Cornificius en annexeerde diens provincie.
In 41 droeg hij op bevel van de consul Lucius
Antonius de beide Africae over aan
Octavianus'
vertegenwoordiger Fango, maar hij profiteerde
van het bellum Perusinum om ze terug te winnen.
Tenslotte stond hij ze in 40 vC weer af aan Marcus
Lepidus .
Lit. F. Münzer (PRE 2A, 2041-2043).
(4) Quintus Sextius,
romeinse wijsgeer uit de tweede
helft van de 1e eeuw vC, stichter van een filosofische
school, die korte tijd een grote bloei beleefde.
S. weigerde de hem door
Caesar aangeboden
cursus honorum om zich geheel aan zijn ideaal te
wijden: de vorming van een eigen romeinse
levensbeschouwing. Voor gegevens over zijn leer zijn we
hoofdzakelijk aangewezen op mededelingen van de
filosoof Seneca,
die een leerling was van Sextius'
volgeling Sotion.
Het accent lag blijkbaar
minder op de wijsgerige theorie dan op de beoefening
van de deugd, in aansluiting op de leer van de
stoa;
in zoverre is S. als een voorloper van
Musonius en
Epictetus
te beschouwen. Naast
stoïsche zijn in zijn leer pythagoreïsche elementen te
onderkennen, zoals de aanbeveling om zich van
het eten van vlees te onthouden. Behalve Sotion
behoorde tot de school van S. ook Cornelius
Celsus.
Lit. Seneca filius, Epistulae 59, 64, 73, 98 en 108. - J. von
Arnim (PRE 2A, 2040v). GRL 2, 358-361. [Nuchelmans]