Wetten. Onder een wet wordt verstaan een verzameling regels van te eniger tijd geldend recht op een bepaald gebied. De oudste bekende w. stammen uit ypte en Mesopotamië in het 3e millennium vC.
(I) Egypte: Zie Egyptenaren III. Staatsbestel B. Recht.
(II) Mesopotamië en Klein-Azië. Verzamelingen rechtsregels in de vorm van min of meer systematisch geordende, meestal casuïstisch geformuleerde vonnissen vormen een oud bestanddeel van de literatuur van Mesopotamië, waar de vorst als stedehouder van de godheid, het als zijn taak zag te zorgen voor recht en gerechtigheid voor zijn onderdanen.
Daarbij stond van meet af vooral de bescherming van de 'wees en weduwe', 'de zwakke' 'de ontrechte', 'de man van één sikkel' tegenover de sterke en geweldenaar programmatisch op de voorgrond. Daartoe sloot koning Urukagina van Lagas reeds in de 24e eeuw vC een verbond met zijn stadsgod; de door hem uitgevaardigde 'reformedicten' zijn daar mede een uiting van. In zijn voetspoor hebben diverse mesopotamische vorsten in de oudbabylonische periode zo enaamde 'wetten' gepubliceerd, die de vorm van officiële, ceremoniële koningsinscripties bezitten. Ze hebben in veel gevallen een programmatische proloog (Sulgi, Lipit-Isjtar, Hammurapi), waarin de vorst zijn grote daden en zorg voor het recht den volke kond doet, en soms een epiloog waarin het doel van de wetten wordt omschreven, ze ten voorbeeld worden gesteld en wie ze wil veranderen of het ermee beschreven monument beschadigt, met vreselijke vloeken bedreigd wordt. De grote diorieten stêle met de Codex Hammurapi, met bovenaan een reliëf waarop de vorst van de zonnegod de tekenen van zijn koninklijke waardigheid, en dus impliciet de taak om het recht te handhaven, ontvangt, is daarvan het beste bewijs. We mogen aannemen dat dergelijke stèles, in meerdere exemplaren op publiek toegankelijke plaatsen opgesteld, ook van andere w. hebben bestaan. Daarop wijzen fragmenten soms, al kennen we de meeste vrijwel uitsluitend via (school)tabletten, waarop ze (soms nog veel later) werden afgeschreven.
Over de aard en functie van deze rechtsregels bestaat geen uniforme mening. Rechtshistorici zijn vaak meer geneigd ze als codificatie van geldend recht te beschouwen, assyriologen eerder als wetenschappelijk-literaire verwoording van 's konings zorg voor en inzicht in het recht in de vorm van 'voorbeeldige vonnissen' (deze term gebruikt de Codex Hammurapi). Ze werden de rechters niet zozeer bindend voorgeschreven (er zijn geen vonnissen bekend die zich op zo'n codex beroepen), maar moesten door hun bestaan, kwaliteit en koninklijk prestige de handhaving van het recht gaan beïnvloeden en in ieder geval het image van de vorst ten goede komen. De inhoud is van verschillende origine: een stuk rechtstraditie in de vorm van precedenten en voorbeeldige vonnissen, resultaten van rechtshervormingen, codificatie van geldend recht, alsmede nieuwe bepalingen door rechtsgeleerden of wellicht de vorst zelf gemaakt. Het karakter van (voorbeeldige) vonnissen brengt mee dat de w. voor onze begrippen allerlei lacunes vertonen. Belangrijke delen van het recht komen soms niet of slechts selectief aan bod. Het op die punten geldende gewoonterecht werd als bekend verondersteld en behoefde geen wijziging. De rechter kon bovendien, uitgaande van de gegeven voorbeelden, naar analogie in andere zaken beslissen. Het wetenschappelijk element blijkt uit de casuïstische formulering ('Als iemand ..., dan ...'), die wellicht beïnvloed is door de taalkundige vorm van clausules in contracten, maar ook de vorm is waarin de wetenschap in Mesopotamië haar bevindingen vastlegde, geval voor geval. Men vindt deze vorm ook in de vele lijsten en in de omina, die immers ook als op lever en ingewanden geschreven goddelijke vonnissen worden opgevat. De casuïstische formulering, die op grote schaal (ook in de Bijbel en de klassieke wereld) navolging heeft gevonden, is echter niet de enige. Men vindt soms ook zogenaamde apodictische bepalingen (bv. bij Hammurapi inzake het bezit van kroonland door staatspachters), die statutair van aard lijken en categorische ge- of verboden bevatten. De relatieve formulering ('Iemand (ieder) die ..., zal ...'), die op een officiële proclamatie kan teruggaan, is o.a. in de resten van nieuwbabylonische wetten toegepast. Het is zeer riskant vanuit de formulering terug te concluderen tot de oorspronkelijke 'Sitz im Leben' en functie van bepalingen, omdat voor de grote compendia (zoals de Codex Hammurapi) alle bepalingen voor de uniformiteit in één taalkundige vorm gegoten werden, zodat hun oorsprong onherkenbaar is. De w. van Esnunna, die slechts iets ouder zijn, vertonen meer variatie in vorm. De indeling verraadt steeds een zekere systematische ordening naar rechtsmaterie bv. grondbezit; huwelijk-vrouw; lichamelijk letsel; schuldrecht), maar is vaak associatief. De volgorde werd daarbij o.a. bepaald door het principe het ernstigste delict voorop te plaatsen, door een chronologische ordening (verloving, huwelijk, scheiding), of door attractie. Naast grondregels vindt men uitzonderingsgevallen en soms zeer bijzondere casus (die in de praktijk zeldzaam geweest moeten zijn), die dienden om het inzicht van de wetgever te illustreren, terwijl ook steeds de daarbij behorende inbreuken op het recht, met de bijbehorende straffen worden behandeld. Reeds spoedig speelde de rechtstraditie een belangrijke rol, omdat de oude w. eeuwen lang in de scholen werden afgeschreven (evenals een aantal losse voorbeeldige procesprotocollen) en vermoedelijk ook in het mondelinge onderricht ter sprake kwamen. Dit verklaart dan ook de invloed van deze traditie buiten de grenzen van Mesopotamië, bv. in het Verbondsboek van Israël. In de daar opgeschreven rechtsregels vindt men enkele van de traditionele voorbeeldige casus en vonnissen terug.
Jongere w. zijn minder duidelijk of soms in het geheel niet met vorsten geassocieerd. Sommige zijn duidelijk verzamelingen van oude èn meer recente rechtsregels, zoals soms expliciet (de hethitische w ., die in de tekst onderscheid maken tussen 'vroeger' en 'thans'), soms impliciet (de middelassyrische w.) duidelijk is. Men spreekt daarbij liever van 'rechtsboeken' dan van w. Naast duidelijk herkenbare verzamelingen, meestal van grotere omvang, staan kleine collecties (bv. sumerische bepalingen over het familierecht; bepalingen over huur van dieren), die excerpten van onbekende verzamelingen of compilaties uit de school kunnen zijn.
Naast de w. staan in de meeste landen koninklijke edicten, decreten en andere instructies (vooral bij de Hethieten bekend), die meestal specifieke, vooral bestuurlijke onderwerpen betreffen. De oudbabylonische koninklijke edicten zijn echter niet van de w. los te maken, daar ze ook ten doel hebben 'gerechtigheid te bewerkstelligen' op sociaal-economisch gebied door schulden van onderdanen kwijt te schelden en de gevolgen daarvan (verpanding, gedwongen verkoop e.d.) te neutraliseren. Deze edicten hebben in principe alleen terugwerkende kracht. Ze bevatten soms ook bepalingen van blijvende aard en men kan aannemen dat zij invloed gehad hebben op de inhoud van sommige rechtsregels.
Naast rechtsregels bevatten de w. ook opsommingen van normatieve, wellicht soms ideale prijzen en lonen. In de landbouweconomie, die herverdelend was en waar als valuta naast zilver ook graan, dadels, olie en wol fungeerden, waren 'juiste prijzen' een belangrijk aspect van gerechtigheid. Dat gold ook van gestandariseerde maten en gewichten. Onzeker is in hoeverre zulke prijsbeschikkingen golden of bindend konden worden opgelegd.
De belangrijkste mesopotamische en kleinaziatische verzamelingen van wetten zijn de volgende.
1. De wetten van Sulgi (sumerisch; ca. 2050 vC), tot
voor kort toegeschreven aan Urnammu. De (incomplete)
tekst bestaat uit een proloog van 180 regels
en voorts ruim 30 paragrafen.