Orakel

Orakel (oraculum, manteion, chresterion), het via een priester of priesteres verstrekte antwoord van een godheid op een vraag van een sterveling; daarnaast ook de plaats waar dergelijke antwoorden gegeven worden. Er waren veel zulke plaatsen in de griekse en romeinse wereld, waarvan sommige grote faam genoten; het geloof in orakelspreuken die de goddelijke wil openbaarden beheerste in de oudheid naast het verwante geloof in de waarde van geluk of ongeluk voorspellende tekens (omen) in hoge mate het denken en handelen.
In de oudste tijden probeerde men vaak door middel van het lot de wil van de godheid te achterhalen. Deze kon, u, meende men, ook door verschillende andere tekenen zijn oordeel kenbaar maken; een bekend voorbeeld hiervan is het plotselinge opspringen van een in de processie meegedragen godenbeeld, en ook het ruisen van de heilige eik in Dodona. Naderhand echter sprak de orakelgevende god meestal door de mond van een man of vrouw, zoals dat b.v. in Delphi het geval was. Gewoonlijk werden de vragen schriftelijk gesteld en beantwoord. De meeste antwoorcten bevatten aanwijzingen voor het verrichten van bepaalde min of meer religieuze handelingen, zoals het brengen van offers, het instellen van wetten of het in het leven roepen van een eredienst. Van de overgeleverde orakelspreuken die toekomstvoorspellingen bevatten zijn er zeer veel niet authentiek.

De meeste orakels bevonden zich in Griekenland. Zo had Zeus orakels in Dodona en Olympia, Apollo (de orakelgod bij uitstek) in Delphi, Argos, Didyma, Clarus, Patara en Delus, Asclepius in Epidaurus, Amphiaraüs in Oropus en Trophonius in Lebadea. Buiten de griekse wereld waren de orakelplaatsen zeldzaam; in de oase Siwa bevond zich het egyptisch-libische orakel van Ammon, door de Grieken vereenzelvigd met Zeus. In Italië was er te Praeneste een orakel van Fortuna Primigenia.

Het gezag van de orakels, vooral van dat van Delphi, is tussen de 7e en 5e eeuw vC het grootst geweest. Daarna kwam er een teruggang, veroorzaakt door het opkomen van de natuunvetenschap, die zich tegen divinatiepraktijken keerde, en vooral door de rationalistische kritiek van de sofisten. In de 4e eeuw volgde een zeker herstel: de medische orakels gingen zich in een grote populariteit verheugen en onder de filosofen uit die tijd stonden de stoici en de meeste academici positief tegenover orakels, tenvijl Plato en Aristoteles een neutrale houding aannamen. Tegenstanders bleven de epicureeërs, de cynici en de sceptici. In later tijd kwamen echter ook uit de Academie weer aanvallen op de orakels, terwijl de grote orakelplaatsen veel te lijden hadden van de talrijke zware oorlogen die Griekenland vooral na 200 vC teisterden. Ook de concurrentie van de kant van de astrologie deed zich sterk gevoelen. Daarbij kwam nog dat de orakels in deze tijd van karakter veranderden: het was degenen die ze raadpleegden er niet meer zozeer om te doen achter de wil van de godheid te komen teneinde het eigen leven daarmee in overeenstemming te brengen, de meesten werden gedreven door persooniijke nieuwsgierigheid en wilden alleen maar weten wat de toekomst voor hen in petto had. Door al deze factoren en vooral door de groeiende invloed van het christendom verdwenen de orakels in de 4e eeuw nC geheel, hoewel het neoplatonisme er zich nog zeer positief tegenover opstelde.


Lit. K. Latte (PRE 18, 829-866). - M. P. Nilsson, Cults, Myths, Oracles and Politics in Ancient Greece (Lund 1951). R. Flacelière, Devins et oracles grecs (Paris 1961). H. W. Parke, Greek Oracles (London 1967). Id., The Oracles of Zeus: Dodona, Olympia, Ammon (Cambridge Mass. 1967). Zie Delphi. [Schouten]


Register