Batavi

kaartBatavi, germaanse stam op het eiland der Bataven tussen Rijn en Waal en in het daarbij aansluitende gebied tot aan de Maas. De Batavi vormden oorspronkelijk een onderdeel van de Chatti, maar als gevolg van een burgeroorlog waren ze naar het nederlandse rivierengebied verhuisd. Caesar kent hen daar nog niet (het verwarde 10e hoofdstuk van het 4e boek van De bello Gallico is een latere interpolatie), en ook bij Strabo komen zij nog niet voor. Daar van hen niet wordt vermeld dat zij door de Romeinen naar hun nieuwe woonplaats zijn overgebracht, zoals dat uitdrukkelijk van de Ubii en een deel van de Sugambri is overgeleverd, zullen de Batavi zich uit eigen beweging in Nederland hebben gevestigd en wel tussen ca. 50 en 12 vC, toen Drusus zijn verovering van Germania begon. De Menapii, die Caesar in de streken aan de Rijn noemt, verhuisden toen, al dan niet vrijwillig, naar Vlaanderen.

De Batavi leefden onder eigen bestuurders; een summus magistratus wordt vermeld in een vroege inscriptie (CIL 13, 8771). De hoofdstad der civitas Batavorum was Batavodurum, dat bij Nijmegen lag; na de opstand van 69/70 ontstond een nieuwe hoofdstad onmiddellijk ten westen van het middeleeuwse Nijmegen, Noviomagus. De Batavi betaalden geen belastingen, maar leverden troepen voor het romeinse leger. Er zijn negen cohorten en een ala van de Batavi bekend; bovendien bemanden zij gedeeltelijk de Rijnvloot en waren sterk vertegenwoordigd in de bereden keizerlijke lijfwacht, de equites singulares. In de germaanse veldtochten van Drusus, Tiberius en Germanicus waren zij voortreffelijke strijders voor de romeinse zaak; in 16 nC sneuvelde hun aanvoerder Chariovalda in de slag aan de Wesermonding. Bijzonder onderscheidden zij zich bij de verovering van Brittania.

In de verwarde omstandigheden na de dood van Nero (68) achtte een aanzienlijke Bataaf, Iulius Civilis, die reden had om op de Romeinen verbitterd te zijn, de gelegenheid schoon om zijn volk te bevrijden. Gebruik makend van de ontevredenheid die onder de germaanse stammen in het Rijk en in Gallië heerste, ontketende hij een gevaarlijke opstand; deze had in het begin veel succes, daar Vitellius een groot deel van de garnizoenen aan de Rijn had meegenomen naar Italië in zijn strijd om de troon tegen Otho. Ook liet bij de achtergebleven troepen de discipline veel te wensen over, terwijl Civilis de onzekerheid onder hen nog vergrootte door voor te geven dat hij voor Vespasianus streed. Zo gingen alle romeinse vestingen ten noorden van Mainz verloren. Civilis had steun gekregen van vele germaanse stammen, terwijl ook in Gallië een beweging ontstond om tot de stichting van een gallisch rijk te komen. Toen echter Vespasianus eenmaal de macht vast in handen had, keerde spoedig het getij. De romeinse veldheer Petilius Cerealis heroverde het verloren gebied; verdeeldheid in Gallië en rivaliteit van Civilis' eigen familieleden verzwakten de kracht van de opstand en in 70 zag Civilis zich genoodzaakt de strijd op te geven. Bij de onderwerping kwamen de Batavi weer in dezelfde verhouding tot de Romeinen als voorheen; maar de legio X Gemina werd op de Hunerberg bij Nijmegen gelegerd en bleef daar tot ca. 104. Omdat acht bataafse cohorten naar de opstandelingen waren overgelopen, lieten de Romeinen van die troepenafdelingen, die zij lieten voortbestaan, het commando niet meer aan inheemse officieren over.

Onder Agricola onderscheidden de Batavi zich bij de verovering van het eiland Mona (Anglesey) en in de slag bij de Mons Graupius. Naar de cohors Batavorum die sinds het midden van de 2e eeuw in Passau (Batava castra) in garnizoen lag, is deze stad genoemd. Van de latere geschiedenis der Batavi is niet veel bekend. De Notitia dignitatum (ca. 400) vermeldt nog verscheidene eenheden Batavi; in hoeverre die werkelijk uit Batavi bestonden is moeilijk te zeggen. In de vierde eeuw worden zij niet meer in hun oude woongebied genoemd. Mogelijk waren zij weggetrokken, waarbij de verslechtering van de waterstaatkundige toestand in het rivierengebied zeker een rol heeft gespeeld. In de Betuwe leeft hun naam nog voort.


Lit. Tacitus, Germania 29; id., Historiae 4, 12-37 en 54-79; 5, 14-26. - L. Schmidt, Geschichte der deutschen Stamme bis zum Ausgang der Völkerwanderung: Die Westgermanen 2² (München 1940) 147-172. W. Sprey, Tacitus over de opstand der Bataven (Groningen 1953). J. Bogaers, Civitas en stad van de Bataven en Canninefaten (Nijmegen 1960).
[Stolte]


Kaart