Britannië (latijn Brittania of Britannia) werd de Grieken en Romeinen pas beter bekend door Julius Caesar.
(I) Voordien drongen er vanuit Zuid-Europa alleen kooplieden door, die er vooral het gezochte tinerts haalden (Tineilanden). In de tweede helft van de 4e eeuw vC werd Britannië bereisd door Pytheas van Massilia, doch zijn berichten vonden maar weinig geloof; vooral Strabo oefent scherpe kritiek op hem en noemt hem een ἀνὴρ ψευδέστατος (zeer leugenachtig man). Tijdens de laatste eeuwen vC werden de bergachtige streken in het noorden en westen bewoond door een bevolking die daar sinds het neolithicum verbleef en nog in het bronzen tijdperk leefde; in de vlakten en heuvels van het oosten en zuidoosten hadden zich sinds 500 vC successievelijk van het vasteland komende keltische stammen gevestigd, waarvan de laatste golf, uit Belgae bestaande, tussen 75 en 55 vC in Britannië aankwam en daar een heersende aristocratie vormde. Caesars expedities van 55 en 54 vC (Cassivellaunus) vertraagden de vorming van een belgisch 'imperium' in het zuidoosten van Britannië; dit kwam in zekere mate tot stand in de eerste decennia van de 1e eeuw nC onder leiding van Cunobellinus, de vorst der Catuvellauni.
(II) In 43 nC begon keizer Claudius met de verovering van Britannië, die eerst een eeuw later voltooid werd (Boudicca, Agricola, Caledonia). De noordgrens werd door Hadrianus tussen 120 en 127 versterkt door de bouw van de z.g. muur van Hadrianus van Carlisle tot Newcastle; slechts korte tijd, van ca. 140 tot 210, stonden ook de schotse laaglangen onder romeins gezag en volgde de noordgrens de tussen 140 en 143 aangelegde muur van Antoninus tussen de Firth of Clyde en de Firth of Forth. De provincie Brittania werd bestuurd door een legatus Augusti pro praetore van consolaire rang, die resideerde te Camulodunum (Colchester). De militaire bezetting bestond gewoonlijk uit drie legioenen - garnizoenen in Isca Silurum (Caerleon), Eburacum (York) en Deva (Chester) - en een aantal auxilia. Septimius Severus splitste de provincie in tweeën: Brittania inferior en Brittania superior; Diocletianus verdeelde het gebied in vier provincies: Brittania prima en secunda, Maxima Caesariensis en Flavia Caesariensis; Valentinianus I richtte nog een vijfde provincie in: Valentia (369). Onder Carausius en Allectus stond Britannië tien jaar (286-296) los van het rijk. In de 4e eeuw was het eiland, welks bevolking hoofdzakelijk van landbouw en veeteelt leefde, belangrijk als korenleverancier voor het leger aan de Rijn; ook de export van tinerts en steenkool bereikte toen zijn hoogtepunt.
In de tijd van het laat-romeinse rijk stond Britannië bloot aan invallen van Franken, Saksen, Picten en Scoten. Toen in 407 de usurpator Constantinus III naar Gallië overstak om zijn heerschappij ook over het vasteland uit te breiden, nam hij de meeste troepen mee, waardoor Britannië praktisch aan zijn lot werd overgelaten en geleidelijk voor het rijk verloren ging. In de volgende decennia werd het door de Angelen en Saksen veroverd.
Behalve de reeds genoemde steden van Britannië verdienen nog vennelding Aquae Sulis (Bath), Londinium (Londen), Verulamium (St. Albans), Glevum (Gloucester) en Lindum (Lincoln), waarvan de beide laatstgenoemde evenals Camulodunum en Eburacum de status van romeinse colonia bezaten.
(III) Christengemeenten bestonden in Britannië ongetwijfeld
reeds in de 3e eeuw; engelse bisschoppen namen
deel aan verschillende concilies van de 4e eeuw. De
verovering van het land door de Angelen en Saksen
betekende echter de ondergang van de jonge kerk,
zodat in de 6e eeuw de missie opnieuw moest beginnen.
Lit. Caesar, De bello Gallico 4, 20-36; 5, 8-23. Tacitus, Annales 12, 31-40; 14, 29-39. Id., Agricola. - Hübner (PRE 3, 858-879). - R. Collingwood/J. Myres, Roman Britain and the English Settlements² (Oxford 1937). R. Collingwood, Roman Britain (T. Frank, An Economic Survey of Ancient Rome 3, Baltimore 1937, 1-118). E. Birley, Roman Britain and the Roman Armu (Kendal 1953). J. A. Margary, Roman Roads in Britain 1 (London 1955). J. Lindsay, The Romans were here. The Roman Period and its Place in our History (London 1956). I. Richmond, Roman Britain (Pelican History of England 1-, London 1963). J. M. C. Toynbee, Art in Roman Britain (1963). D. R. Dudlev/G. Webster, The Roman Conquest of Britain A.D. 43-57 (London 1965). J. Liversidge, Britain in the Roman Empire (London 1973). A. Birley, The People of Roman Britain ib. 1980. P.A. Clayton ed., A Companion to Roman Britain (Oxford 1980). [Stolte/Nuchelmans]