Hermes

Hermes (Ἑρμῆς, ouder Ἑρμείας), populaire griekse god, zoon van Zeus en Atlas' dochter Maia. H. werd geboren in een grot van de berg Cyllene in Arcadië. Reeds als baby onderscheidde hij zich door het stelen van vijftig runderen uit de kudden van Apollo, die hij op slinkse wijze van Piërië naar Arcadië voerde. Slechts een oude man, Battus genaamd, had dit gezien; hij bracht Apollo op het juiste spoor om de runderen terug te vinden. De strijd die tussen Apollo en H. ontstond werd door Zeus beslecht. H. stemde bovendien zijn halfbroer gunstig door hem de lier te schenken die hij op dezelfde dag van de diefstal vervaardigd had van het schild van een schildpad. Onder de goden vervulde H. de functie van bode, door de mensen werd hij vereerd als patroon van reizigers, kooplieden en dieven en als beschermer van de wegen. Ook geleidde hij als ψυχοπομπός de zielen der afgestorvenen naar de onderwereld; in deze functie leidde hij ook de vrouw van Orpheus, Eurydice, uit de onderwereld naar het leven terug. H. kon met zijn staf 's mensen ogen openen en weer sluiten. Zo liet hij de honderd ogen van de waakzame Argus dichtvallen, die de in een koe veranderde argivische prinses Io moest bewaken; toen kon hij het monster doden; sindsdien droeg hij de bijnaam Ἀργειφόντης (Argus-doder). H. begeleidde ook de drie wedijverende godinnen naar Paris in de strijd om de appel van Eris. Als begeleider van mensen bracht hij Priamus naar Achilles, toen Priamus het lijk van zijn zoon Hector wilde loskopen.

hermes begeleidt een dode naar Charon
Hermes begeleidt een dode vrouw naar Charon (attische lecythus 450 v.C.)

Als bode van de goden en speciale dienaar van Zeus volbracht H. vele taken. Hij bracht de gouden ram naar Phrixus en Helle, hij gaf Amphion zijn lier, Heracles zijn zwaard en Perseus de helm van Ares en vleugelschoenen; hij berichtte de nimf Calypso dat zij Odysseus moest laten vertrekken en hielp Odysseus bij de bouw van zijn vlot. De kleine Dionysus redde hij door hem telkens aan de achtervolging van Hera te onttrekken en hem naar de berg Nysa en vandaar naar Ino en Athamas te brengen.

De eredienst van H., die oorspronkelijk een arcadische herdersgod geweest schijnt te zijn - de herdersgod Pan gold als zijn zoon en de oudste kunst stelde hem graag voor als een herder met een ram op de schouders (κριοφόρος; vgl. de oudchristelijke figuur van de goede herder) - en wiens oorspronkelijke functies overwoekerd zijn door velerlei andere trekken, verbreidde zich vanuit Arcadië over geheel de griekse wereld; zijn cultus, waarin men weinig tempels en grote feesten aantreft, werd vooral door particulieren verzorgd. Zie ook Hermes Trismegistos.

De Romeinen identificeerden H. met Mercurius. Afbeeldingen van H. zijn legio vanaf de 7e eeuw vC, zowel in marmer en brons als in allerlei taferelen op vazenschilderingen. Tot in de 5e eeuw vC werd de god meestal weergegeven als een krachtige man met een baard, later als een sterke jongeman gewoonlijk zonder baard; in de archaïsche kunst draagt hij een lang gewaad (bv. op de François-krater) of een korte chiton, later de chlamys of helemaal geen kleding. Zijn attributen zijn de reizigershoed (πέτασος), de herautstaf (κηρύκειον, latijn caduceus), die hij van Apollo kreeg in ruil voor de lier, en de vleugelschoenen.

De beroemdste H.-beelden uit de oudheid zijn de in Olympia gevonden H. van Praxiteles (4e eeuw vC; de god met de kleine Dionysus op de linker arm) en de rustende H. uit de school van Lysippus (4e eeuw vC), waarvan een kopie zich in het Museo Nazionale te Napels bevindt. Bekend is ook het reiiëf (exemplaren o.a. in de Villa Albani te Rome en in het Louvre) dat het afscheid van Orpheus en Eurydice weergeeft in het gezelschap van H. Op een schaal van Epictetus in de Villa Giulia zien we H. bezig met het wegen van zielen. Een typische vorm van H.-beelden waren de hermen.

Lit. Homerische hymne aan H. Sophocles, Ichneutai. Ovidius, Metamorfosen 2, 676-832. - S. Eitrem (PRE 8, 738-792). H. Sichtermann (EAA 4, 2-10). - P. Raingeard, Hermès Psychagogue. Essai sur les origines du culte d'Hermès (Paris 1935). K. Kerenyi, H. der Seelenführer (Zürich 1944). N. O. Brown, H. the Thief (Madison 1947). [Suys-Reitsma/Nuchelmans]


mythen