Fulvius

Fulvius, naam van een romeinse plebejische gens, die waarschijnlijk afkomstig was uit Tusculum. Verscheidene leden van de gens Fulvia, waarvan de voornaamste families de Flacci en de Nobiliores waren, speelden een belangrijke politieke rol in de 3e en 2e eeuw vC, onder meer:

(1) Quintus Fulvius Flaccus onderwierp als consul (237 en 224 vC in Noord-Italië de Boii. In 231 was hij censor, in 215 en 214 praetor, in 213 magister equitum.

Voor de derde maal consul in 212, veroverde hij Hanno's kamp bij Beneventum, waarna hij Capua belegerde en innam (211). Na zijn dictatuur (210) was hij voor de vierde maal consul in 209 en vervolgens in 208 en 207 proconsul. F. verzette zich tegen Scipio's afrikaanse expeditie en stierf kort na 205.


Lit. F. Münzer (PRE :, 243-246). Livius, boeken 25 en 25.


(2) Quintus Flaccus Flaccus, oudste zoon van vorige. De tempel van Fortuna Equestris te Rome bewaarde de herinnering aan zijn succesvolle strijd tegen de Celtiberi in Spanje (181-180). Als consul (179) triomfeerde hij over de Liguriërs. Tijdens zijn censuur (174) zuiverde hij senaat en ridderstand van onwaardige elementen en liet hij wegen en bruggen bouwen. Vanaf 179 was F. ook pontifex. Hij beëindigde zijn leven in 172 door zelfmoord.


Lit. F. Münzer (PRE 7, 246-248).


(3) Marcus Fulvius Nobilior onderscheidde zich als praetor en propraetor (193-191) in Spanje, versloeg als consul (189 vC) de Aetoliërs en stelde de in Ambracia buitgemaakte kunstschatten op in de door hem te Rome gebouwde tempel van Hercules Musarum. Zijn met een triomf bekroonde veldtocht vond literaire waardering in het drama van Ennius, die hem vergezeld had. Als censor (179; samen met Marcus Aemilius Lepidus) bracht F. vele bouwwerken tot stand, o.a. de basilica Fulvia et Aemilia op het Forum Romanum. Om zijn sympathie voor de griekse cultuur werd F. aangevallen door Cato. De oudste zoon van F., Marcus, was consul in 159, een jongere zoon, Quintus, consul in 153 en censor in 136 vC.


Lit. F. Münzer (PRE 7, 265-267).


(4) Marcus Fulvius Flaccus, neef van Quintus Flaccus Flaccus, was in 130 vC met Gaius Gracchus en Gaius Papirius Carbo lid van de akkerverdelingscommissie. Zijn vergaande plannen mislukten door het verzet van Scipio Aemilianus, zodat aan de commissie de rechterlijke bevoegdheid werd ontnomen. Tijdens zijn consulaat (125 vC) mislukte ook zijn plan, de bewoners van Italië het romeinse burgerrecht te verlenen; hij werd belast met de oorlog tegen de Liguriërs, die hij in 123 versloeg. In 122 vergezelde F. als volkstribuun Gaius Gracchus bij de kolonisatie van Carthago. In de hierop volgende burgerstrijd, waarin hij samen met zijn zoon de dood vond, was hij een van de felste tegenstanders der optimaten.


Lit. F. Münzer (PRE 7, 241-243). [A. J. Janssen]


Lijst van Namen