Brief. Het gesprek is zo oud als de mensheid, de b. zo oud als het schrift.
(I) Uit het faraonische Egypte zijn vooral bekend
de Amarnabrieven;
uit de perzische tijd de ambtelijke
in het aramees geschreven brieven onder de
papyri van Elephantine,
uit de ptolemaeïsche
tijd vele in het grieks geschreven particuliere brieven
zowel op papyrus als ostraca. Zeer bekend
was blijkens de vele gevonden afschriften de b. van
een koninklijke ambtenaar Hori in antwoord op
een b. die hij van de schrijver Amenemopet ontvangen
had (einde 13e eeuw vC = papyrus Anastasi I;
engelse vertaling o.a. in ANET 475-479). Er bestonden
ook modelbrieven voor het onderwijs aan
toekomstige schrijvers. Zie verder:
Egypte (Literatuur).
(II) Uit Mesopotamië zijn vooral bekend (a) sumerische
brieven, o.a. de b. van koning Ibbi-Sin aan
de gouverneur van Kazallu (20e eeuw vC, misschien
een literaire fictie (engelse vertaling ANEP 480v);
hij is ook in schoolteksten overgeleverd. (b) akkadische
brieven: de brieven uit het archief van Mari
(17e eeuw vC), brieven uit de tijd van Hammurapi,
de Amarnabrieven,
de brieven uit de tijd der Sargoniden.
Merkwaardig zijn de brieven die assyrische
koningen aan een god schreven om verslag uit te
brengen over hun oorlogen. Zie ook sub (III).
Lit. O. Schroeder (RLA 2, 62-68). F. R. Kraus, Briefe aus dem British Museum (Leiden 1964). R. Frankena, id. (ib. 1966).
(III) Hethitische brieven. Afgezien van de in het akkadisch geschreven handelsbrieven van de oudassyrische handelskolonie in Kanis (= Kültepe; uitgave P. van der Meer, Paris 1931) zijn vele brieven bekend uit het archief van Hattusas.
(IV) Brieven uit Ugarit Ugarit (Literatuur).
(V) In de bijbel (A). Het OT.
(1) De eigenlijke b. komt pas voor in de tijd der monarchie. Dat er echter reeds vroeger ook door privé-personen in Palestina werd geschreven blijkt uit de Amarnabrieven, waarvan er bijna 300 in Palestina/Syrië werden geschreven. Uit de tijd vóór de ballingschap worden in het OT genoemd de b. van David (2Sm 11,14), van Izebel (1Kg 21,8), van Jehu (2Kg 10,1), van Elia (2Kr 21,12) en twee b.en van Jeremia (Jr 29,1; Bar 6). Verder b.en van buitenlandse vorsten, de aanbevelings-b. voor Naäman (2Kg 5,5), de gelukwens van Merodak-Baladan (2Kg 20,12; Js 39,1) en de dreig-b. van Sanherib (2Kg 19, 14; 2Kr 32,17; Js 37,14). Uit het feit dat dit alleen b.en zijn van koningen en ambtenaren kan men geen negatieve conclusie trekken, alsof alleen in die kringen geschreven werd. Buiten het OT zijn uit deze tijd belangrijk de op ostraca geschreven b.en van Lakis en de b. van een boer aan een koning van Juda (Jozia?) uit de 7e eeuw vC (vgl. J. Naveh, IEJ 10, 1960, 129-139, en E. Vogt, Bb 42, 1961, 1 3 Sv).
(2) Uit de tijd na de ballingschap (perzische tijd) zijn o.a. bekend de b.en van de gedeporteerden aan de overheid in Jeruzalem (Bar 1,10), de Purim-b. (Est 9,20), de b.en en documenten in Dn 3,3 1 (98) en Ezr (1,2-4; 4,9-6,12; 7,12-26). Evenals de b.en van Elefantine zijn deze documenten in het aramees geschreven. In de papyri van Elefantine vindt men voor het eerst b.en met adres en datum (Cowley nr. 42).
(3) Uit de hellenistische tijd zijn verschillende b.en
en documenten bewaard in IM en 2M, n.l. van joden
(1,5,10-13; 12,6-18; II,1,1-2,19) en vooral van
syrische koningen (1,10,18-20.25-45; 11,30-37; 13,
36-40; 15,2-9), van de Romeinen (1,8,23-32; 15,1524),
Spartanen (1,12,20-23; 14,20-23) en de verschillende
vredesverdragen (11,11). Wat de vorm betreft
is er weinig veranderd; de oude zegenwens
Shalom wordt nu gr. 'chairein'. Op het einde echter
wordt, evenals in 2M 11,21.33.38 gen slotformule
'erroosthe' of 'hugiainete' (elders 'eutuchei') geplaatst
(B) Het NT bevat de b.en van
Paulus, de katholieke
b.en, de b. van het aposteldecreet, de als b.
gedachte Openb (1,4) met de zeven b.en aan de zeven
kerken, en tenslotte de b. van Lysias (Hand 23,26).
Verder noemen Hand 9,2 en 22,5 de geloofs-b.en
van Saulus, terwijl ook op andere plaatsen van aanbevelings-b-en
sprake is (Hand 18,27; 28,21; 1Cor
16,3; 2Cor 3,1; vgl. Rom 16,1). Waarschijnlijk hebben
de apostelen, vooral Paulus, nog andere b.en
geschreven die niet bewaard gebleven zijn (1Cor
5,9; 2Cor 10,9vv). De grote brieven werden volgens
toenmalige gewoonte gedicteerd (vgl. Rom 16,22;
Gal 6,22; 1Cor 16,21; Col 4,18; 2Th 3,17), waarbij
soms aan de secretaris een grote vrijheid werd gelaten
(zie de studie van Eschlimann; Lit.) de kleinere
persoonlijk geschreven, zoals Flm, 2Jo en 3Jo. In
de vorm is hier weinig veranderd; de zegenwens
'chairein' wordt evenwel 'charis' en krijgt met het toegevoegde
'eireenee' een diepe theologische inhoud.
Lit. P. Wendland, Die urchristlichen Literaturformen (Tübingen
-1912). G. Beer, Zur israelitisch-jüdischen Briefliteratur
(BWAT 13, 1913, 20vv). O. Roller, Das Formular der
paulinischen Briefe (Stuttgart 1933). P. Eschliman, La
rédaction des Épîtres pauliniennes (RB 53, 1946, 185-196).
[v. d. Born]
(VI) De brief bij de Grieken en Romeinen. Homerus spreekt niet over het schrift, maar in het Bellerophontes-verhaal (Ilias 6, 155-195) kan hij het b.motief niet vermijden. Herodotus en Thucydides geven in hun eigen stijl omgezette brieven van vorstelijke en andere personen. Tot literair genre, dat met de echte b. alleen de vorm gemeen heeft, werd de b. bij Isocrates; hij schrijft een 'open b.' aan koning Philippus van Macedonië. Spoedig daarna, met als hoogtepunt de 1e eeuw vC, ontstond blijkbaar een grote vraag naar brieven van bekende persoonlijkheden, vorsten, geleerden, dichters en redenaars, en aan deze vraag werd voldaan. Sinds Richard Bentley in 1699 in zijn Dissertation upon the Epistles of Phalaris de onechtheid bewees van de 148 brieven van de beruchte tyran van Agrigentum, staat men terecht sceptisch tegenover dergelijke correspondentie. De overgeleverde brieven van Solon, Themistocles, Aristides, Socratici, Cynici en de grote tragici zijn zeker onecht; omstreden is de echtheid van sommige brieven van bv. Isocrates, Demosthenes en Plato, van wie vooral de zevende b. bekend en belangrijk is. Verzameld en uitgegeven werden ook de talrijke brieven van Libanius en keizer Julianus.
Verhandelingen over een wetenschappelijk of literair onderwerp in briefvorm schreven o.a. Epicurus en Dionysius van Halicarnassus. Geheel buiten de historische werkelijkheid staan de retorische brieven van bv. Aelianus, Alciphron en Aristaenetus, die gefingeerde vertegenwoordigers van bepaalde beroepen of bevolkingsklassen aan het woord laten. Laat zijn de handleidingen voor het schrijven van brieven die op naam van Demetrius van Phalerum en Libanius of Proclus zijn overgeleverd; hierin worden 21, 41 of zelfs 113 typen onderscheiden en met voorbeelden toegelicht. Door papyrusvondsten in Egypte bezitten we nog duizenden brieven uit de oudheid (3e eeuw vC - 6e eeuw nC) in originali. Ze zijn zeer belangrijk voor onze kennis van de taal, de sociale en economische toestanden in Egypte, vooral in de hellenistische tijd.
Bij de Romeinen vinden we bijna al de genoemde
soorten terug. Nepos
heeft ons een fragment bewaard
van een brief van
Cornelia, de moeder van
Tiberius Gracchus, aan haar zoon. Uitgegeven werd
de omvangrijke correspondentie van
Cicero,
verder die van Plinius minor
en van Fronto. Voor
verhandelingen kozen de briefvorm
Horatius,
Seneca en
Symmachus. Gefingeerde brieven
tenslotte, geschreven zoals men zich voorstelde dat de
schrijver ze geschreven zou hebben, bezitten we
van Ovidius.
Lit. Uitg. R. Hercher, Epistolographi graeci (Paris 1873;
alle in het grieks bewaarde brieven behalve die op papyri).
V. Weichert, Demetrii Typi epistolici et Libanii Characteres
epistolares (Leipzig 1910). M. Hofmann, Antike Briefe
(München 1935; bloemlezing met duitse vertaling). Zie
verder de in het artikel genoemde auteurs. - J. Sykutris (PRE
Suppl. 5, 1931, 185-220. - H. Peter, Der B. in der römischen
Literatur (Abh. Sächs. Ges. Wiss., Philol.-hist. Klasse, 1901).
H. Koskenniemi, Studien zur Idee und Phraseologie des
griechischen B.es (Ann. Acad. Scient. Fennicae B 102, 2,
Helsinki 1956).
[Ros]
(VII) In het geijkte formulier (begin- en slotformules)
ontstaan bij de christenen (sedert Paulus)
veranderingen. In de tijd na de apostelen wordt in de
christelijke literatuur de b.vorm dikwijls gebezigd.
Zijn de brieven van Ignatius
echte brieven, de z.g.
b. van Barnabas is een theologische verhandeling
zonder b.karakter, en de 2e b. van Clemens is het
oudste voorbeeld van een christelijke preek.
Vervalsingen, dikwijls met pieuze oogmerken, treden
ook in het epistolaire genre op (bv. de b.wisseling
tussen Paulus en
Seneca). Enkele martyria (bv. van
Polycarpus en van de martelaren van Lyon) hebben
de b.vorm. Sedert de 2e eeuw vinden we
bisschoppelijke brieven, bv. van Dionysius van
Corinthe en van de bisschoppen van Alexandrië.
Hoogtepunten vormen de literair zeer verzorgde
brieven van de cappadocische kerkvaders, van Synesius
van Cyrene en Isidorus van Pelusium. Op papyrus
in Egypte zijn een aantal privé-brieven van christenen
gevonden.
Lit. H. Leclercq (DAL 8, 2683-2685). J. Schneider (RAC 2,
574-580).
[Bartelink]